De rekenrente: een ontwrichtend perspectief op pensioen

Iedereen loopt te kiften over pensioenen: ouderen want geen indexatie; jongeren want veel premie en straks is er voor hen geen doorsneepremiesolidariteit; vakbonden want ouderen kunnen niet zo lang door en bij pensioenpotjes dreigt solidarteit te mager te worden (“geen geluksgeneraties”); werkgevers zien de rekening van de afschaffing van de doorsneepremie hangen; politiek ziet dat ook maar de boel is nu niet toekomstbestendig; en allerlei partijen die nu (veel) geld verdienen aan pensioenen zitten niet echt uit te kijken naar een toekomst waarin zij minder of zelfs niet nodig zijn. Wat is waar mis gegaan? Toen ons huidig pensioengebouw decennia terug gestalte kreeg leek het allemaal goed te zitten. Als het nou beperkt was gebleven tot economische fluctuaties – conjunctuur beweegt op en neer – dan zou het systeem vermoedelijk robuust zijn gebleven. Ik heb eerder beargumenteerd dat drie trends dit gebouw hebben ontwricht. Die ga ik nu aanstippen als opstap voor de stelling dat het allemaal in verband kan worden gebracht met de rekenrente: in dit verband kan die dan worden gezien als de oorzaak.

  1. Een kleine dertig jaar terug begon de rente te zakken, van tegen de tien procent naar nu (bijna) nul. Bij de huidige pensioenwet wordt de marktrente gebruikt om de waarde van de pensioenverplichtingen vast te stellen. Een lagere rente verhoogt deze waarde. Obligaties worden dan ook meer waard. De looptijd bepaalt hoeveel: langere looptijd maakt dat een rentebeweging harder aantikt. Pensioenverplichtingen hebben vaak een grotere looptijd dan obligaties in portefeuille. Een zakkende rente verhoogt dan de waarde van de verplichtingen meer dan van de obligaties: de dekkingsgraad (DG) verslechterd! Echter, bij een vorige versie van de wetgeving ivm pensioenen werd een vaste rekenrente – maximaal 4% – gebruikt voor de verplichtingen. De winst op obligaties door een zakkende rente leidde tot fikse winsten bij de toenmalige rekenrente! Dit is pas bijgesteld toen de marktrente echt minder dan 4% werd. Sindsdien leidt een zakkende rente tot slechtere DGs, maar voorheen leidde die tot premieholidays en soms zelfs bonusindexaties. En dat gebeurde terwijl het perspectief op zeker rendement verslechterde door zakkende obligatierentes! Dit zou met de huidige wijze van rekenen, met marktrekenrentes, helderder hebben uitgepakt: aanvankelijk zouden de DGs nog veel hoger zijn geweest dan ze toch al waren bij de vaste rekenrente, maar ze zouden ook hard zijn gedaald door de zakkende rente. Het hele pensioengebouw werd minder solide en de rekenrente heeft ons het zicht daarop weerhouden!
  2. Met veel jonge premiebetalers en weinig ouderen met flinke opgebouwde aanspraken is het veel makkelijker dealen met lage DGs dan omgekeerd. De toen jonge babyboomgeneratie hoefde weinig ‘solidariteit’ op de brengen met de toenmalige ouderen met kleine aanspraken. Ondertussen zijn ze (bijna) gepensioneerd en zijn er niet zoveel jongeren meer. (Die bovendien als ZZPer vaak niet zijn opgenomen in een pensioenfonds.) De DG beïnvloeden met de (herstel)premiebijdrage van jongeren tikt in de huidige systematiek weinig aan. Leuk voor de ouderen met onvoldoende gedekte (bijna) opgebouwde pensioenen dat er nog een paar jongeren in hun schuitje zitten die een met de rekenrente bepaalde kostendekkende premie moeten betalen. Zodoende is het de rekenrente die leidt tot een plaatje met een lage DG, een hoge premie en een solidariteit die substantieler wordt naarmate er minder jongeren en meer ouderen zijn.
  3. Bovendien, de gestegen levensverwachting van de laatste jaren dwingt te voorzien dat meer pensioen moet worden uitgekeerd dan aanvankelijk berekend. Dit lijkt vanzelf onder de radar te komen met alle gesteggel over mooie beleggingsresulaten en die onredelijke marktrente! Niemand lijkt aan ouderen te willen uitleggen dat de gestegen levensverwachting drukt op de DGs en drukt op de ruimte voor indexeren. Tja, het komt uit de lengte of uit de breedte: langer pensioen uitkeren maakt het lastiger nu te verhogen. Het rekenrente gesteggel vertroebelt de blik hierop.

Deze drie trendmatige ontwikkelingen – gestegen levensverwachting, tot nul gezakte rentes en de babyboombobbel in de ontwikkeling van onze demografie – leiden tot allerlei solidariteitsstromen die ‘vanzelf’ geregeld worden door de rekenrente en daardoor makkelijk over het hoofd gezien worden. Prudentie prikkelt tot vasthouden aan een lage rekenrente, de conjunctuur en de daadwerkelijke rendementen echter lijken toch indexatie mogelijk te maken. Dit touwtrekken wordt echter veroorzaakt door de rekenrente die maakt dat allerlei belangen en dus ook (concurrerende) solidariteiten in een grote pot met geld zitten. Theo Kocken heeft mooi verwoord hoe het daarmee zit. Een grote pot met geld en veel vingertjes erin leidt altijd tot gelazer!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*