Vermogenseffecten bij kapitaalgedekte pensioenaanspraken

… komen weer om de hoek kijken als de ultimate forward rate wordt opgevolgd door prognoserendement – een soort voortschrijdend gemiddelde van het recente beleggingsrendement. Op het eerste gezicht is dit alleszins billijk: meestal wordt er meer rendement gemaakt dan de rekenrente. Toch spelen allerlei effecten op die de moeite van nader onderzoek waard zijn. Nu is het een worstje dat allerlei betrokken partijen moet prikkelen akkoord te gaan met de plannen van minister Koolmees voor ons toekomstige pensioenstelsel. Als het FNV ledenparlement hier nee tegen zegt dreigen er kortingen, anders zijn zelfs indexaties mogelijk. De rationale van dat laatste is dat we minder prudent hoeven te rekenen als we principieel een onzekerder pensioen accepteren. Maar het toont ook een soort willekeur en opportunisme. Laten we kijken naar twee gedachten over een eerdere invoering van een hogere rekenrente:

  1. dan hadden we ook een lagere premie gehad. Het standpunt dat er eigenlijk voor nop is betaald kan verdedigd worden.
  2. en dan hadden we ook kortingen kunnen vermijden en mogelijk zelfs kunnen indexeren.

Hiermee wil ik slechts aantonen dat er een verband is tussen de rekenwijze en lusten en lasten verdelen bij pensioenen. Dit kan tamelijk principieel worden ingezet wil ik straks concluderen.

Ik begon met pensioenopbouw bij een fonds met een rekenrente lager dan het toenmalige wettelijke maximum van 4%. Toen dat ergens in de jaren negentig begon te knellen, de dekkingsgraad dreigde te laag te worden met alle consequenties van dien, werd dat schielijk verhoogd. Pensioenfondsen houden niet van financiële pijn uitdelen:  liever nooit korten en als het even kan wel indexeren. Niet onbegrijpelijk kijkend naar de belofte die in de negentiger jaren leek gestalte te krijgen: een premievrij waardevast pensioen! In de deelnemersraad heb ik echt meegemaakt dat verdedigd horen worden dat dit idee een reëel perspectief zou zijn.

Bij de dotcom crash storten beurskoersen in en begon de rente, die in het voorafgaande decennium gestaag zakte richting vier procent, nog verder te dalen. Nu valt er het nodige uit te delen als de het daadwerkelijke rendement hogere is dan waarmee naar de toekomst wordt gerekend. Vooral als die rente bovendien zakt, dan komen er winsten op de obligatiemarkt bij. Maar dit is niet meer goed uit te leggen als de marktrente lager is dan de vaste rekenrente. Die is dan ook aangepast en volgt grofweg de marktrente. Sindsdien is er amper geïndexeerd, soms gekort en moeten we voortdurend schipperen met meer dreigende kortingen. Al schipperend zijn veel van die dreigende kortingen voor ons uit geschoven en we leven nu met dekkingsgraden ver onder de honderd procent. Tot niet lang geleden leek dit ondenkbaar.

Onder druk wordt alles vloeibaar en wat onacceptabel leek wordt straks bewaarheid: zachtere aanspraken en dus minder prudent rekenen, een casinopensioen? Opportunistisch? Of smeedt Koolmees handig het ijzer als het heet is? Net hoe je er tegen aan kijkt. Hebben we de afgelopen dertig jaar best wel aardig belegd maar pech gehad door veroudering en vergrijzing? Heeft de zakkende rente, van een procent of bijna tien eind tachtiger jaren tot nul nu, geleid tot asset inflation en is er eigenlijk kapitaal uitgedeeld? Hier kan op veel verschillende manieren tegen aan worden gekeken.

En dat roept bij mij de vraag op hoe verstandig het is om een inkomensverzekering voor de oude dag van de werkende bevolking in handen te leggen van vertegenwoordigers van werkgevers en -nemers. Die hebben ook andere belangen waar ze voortdurend aan werken. Ondertussen hebben we steeds meer (types) zelfstandigen, vooral zzp’ers. En de hele machinerie werkte soepel met veel werkende jonge mensen en weinig oudjes die bovendien helemaal niet zo oud werden. Dat is nu anders en pakt voor veel werkenden, vooral bij lagere pensioenen, navrant uit, ook afhangend van het toevallige pensioenfonds waarbij een pensioen is ondergebracht. Daar gemaakte beleggingskeuzes, besluiten omtrent wel of niet korten, indexeren, mogelijk andere veranderingen in de regeling, een bijspringende sponsor, het werkt allemaal door. Kijk ook naar beleggingsuitvoerders, accountants en actuarissen, die er zo hun belang bij hebben.

Historisch is dit vast allemaal begrijpelijk, staten waren vaak lang niet goed in staat ouderen te ondersteunen en armoede was vaak onvermijdelijk. Fijn dat bij sommige bedrijven daar iets op bedacht werd. Maar hoe redelijk is het om nu nog verder te breien aan deze systematiek? Is het niet tijd voor een nationaal pensioenfonds? Ongeacht de toevallige werkgever of de manier waarop iemand zelfstandig is? Gewoon voor iedereen die op basis van billijke criteria iets wil opbouwen voor het pensioen? Zodat ook op nationaal niveau burgers in gelijke omstandigheden gelijke rechten hebben, in casu een zelfde pensioenzekerheid? De staatsgarantie maakt dan bovendien dat er geen buffers meer nodig zijn en dat ook niet meer tot achter de komma gerekend hoeft te worden. Deze gedachte lijkt goed te verdedigen zonder nader in te gaan op vragen als kapitaaldekking dan wel omslag, of hoe we precies overgaan vanaf de huidige situatie. En het is beslist beter te verdedigen dan de huidige plannen waar we voor de toekomst opnieuw oeverloos geouwehoer mogen verwachten als het weer tegen zit met rente of beleggen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*